Tadzjikistan (1)
20 oktober - Monday, monday in Dushanbe
Vroeg uit de veren vandaag, want het was tijd voor een lange rit met de auto. Maar niet voordat de eigenaar van onze guesthouse een ontbijtje voor ons had klaargemaakt, hij stond erop.
Onze chauffeur Flip (voor zijn eigen veiligheid hebben wij hem in dit verhaal een schuilnaam gegeven) vond het geen probleem om even te wachten. Maar voor wat hoort wat, Flip sprak slechts 3 woorden Engels en van de helse rit van ruim 6 uur met alleen 2 toeristen zou hij niet veel vrolijker zijn geworden. Dus toen we nog geen 5 minuten op pad waren, vroeg hij ons of het okay was als hij 'my best friend' ook mee zou nemen. Ach, ons zat ie niet in de weg, dus stap maar in. We hadden wel het vage vermoeden dat dit een nevenhandeltje van Flip was. Flip had er wel behoorlijk de vaart in en we gaven hem geen ongelijk, want zo alles bij elkaar hadden we ondertussen 25 minuten vertraging opgelopen. De dichtstbijzijnde grensovergang tussen Oezbekistan en Tadzjikistan lag zo'n 50 km van Samarkand, maar die was helaas al jaren dicht. Er zat niets anders op dan helemaal naar Sariosiyo te rijden, 400 km hobbelen en stuiteren over verschillende soorten ondergrond. Hoe dichter we bij Afghanistan kwamen, hoe slechter de weg, die we deelden met ezels, paarden, koeien, honden en auto's. Het landschap was woestijnachtig; dor en kaal, afgewisseld met hier en daar wat groen. Politiecontroles waren er in overvloed en deze bestonden uit een inspectie van de kofferruimte, autopapieren of papieren van de toeristen (alleen onze paspoorten leken interessant). Het bleef dan niet bij een controle alleen. Nee, alles moest geregistreerd worden; daar zijn ze hier in Oezbekistan gek op. Lees: de paspoortgegevens werden overgeschreven in een groot boek. De politiemannen zelf leken er aardig schik in te hebben.
De beste vriend verliet de auto in het laatste stadje voor de grensplaats in ruil voor een pak geld en wij hobbelden nog even door tot Flip niet meer verder mocht rijden. De grens. Altijd spannend, een grensovergang over land en dan nog wel te voet. Eerst kregen we het Oezbeekse ritueel; voordat we überhaupt een gebouw in waren, was ons paspoort al 3 keer bekeken. Bij de douane vulden we het Russische formulier in. Dat klinkt heel wat, maar gelukkig hebben we hetzelfde formulier vorige week in het Engels gehad. Bij de douane was er even verwarring tussen 'netherlands' en 'dutch', waardoor onze paspoorten nader geïnspecteerd moesten worden. Maar ook onze bagage werd uitgeplozen. Daarna volgde de paspoortcontrole inclusief stempel van vertrek en buiten het kantoortje moesten we nog een laatste keer het paspoort overhandigen. Alles bij elkaar hebben we aan de Oezbeekse kant op 6 plekken ons paspoort uit handen gegeven. Drie kwartier later denk je dan: 'zo, we zijn op de helft.' Maar aan de Tadzjiekse kant was er lang zoveel niet nodig; slechts 2 keer het paspoort afgeven en geen controle van de bagage in 1/3 van de tijd. Welcome to Tadzjikistan!
Aan de Tadzjiekse kant stond Djirgan op ons te wachten, al 6 uur lang!!! Gelukkig was de weg naar de hoofdstad Dushanbe, dat maandag betekent, vanaf de grens niet zo lang meer en het asfalt was verbazingwekkend goed onderhouden. Het verkeer deed wel wat chaotisch aan en er was vlak voor Dushanbe een ernstig ongeluk gebeurd, waardoor behoorlijk wat ramptoerisme ontstaan was.
5 kwartier later kwamen we aan het eind van de middag aan bij een Russisch hotel waar werkelijk niemand Engels sprak. We gingen de stad in om geld te wisselen en te dineren en liepen terug naar het hotel langs een prachtig verlichte fontein waarbij het water op de maat van de muziek de lucht in werd geblazen. Soortgelijke fonteinen waren ook aanwezig in Samarkand, maar deze in Dushanbe was toch wel de kers op de taart.
21 oktober - seeing/hearing the president in Dushanbe
Dushanbe...tja...onze eerste indrukken waren niet bijzonder goed om heel eerlijk te zijn. Het deed allemaal erg Russisch (lees: koud) aan, zowel op straat als in het hotel. Van het gekrioel van auto's tot het steeds maar toeteren naar medeweggebruikers. Van allemachtig lange hallen, tot strenge dames per etage die de sleutel bewaarden. We kregen 'onze' etagedame alleen maar uitgelegd dat we een extra handdoek wilden door de enige andere die we konden vinden in onze kamer te gaan halen en aan haar te laten zien. En dan het ontbijt... dat werd geserveerd in een inspiratieloos zaaltje waarin een schilderij scheef aan de muur hing en het tv-scherm stoorde. Naast de zakenmannetjes in zwarte pakken en met zware wodkahoofden, fleurden wij als enige toeristen de boel nog wat op.
Na het ontbijt kwam Djirgan ons halen voor een tripje naar Hissar, zo'n 35 km buiten Dushanbe. Daar deden we al met al in het drukke verkeer een uur over, mede omdat Djirgan de weg niet zo goed wist. Hij viel namelijk in voor zijn broer, die om medische redenen uitgevallen was. Zijn verontschuldigingen wuifden we weg, want zelf hadden we de locatie in geen jaren kunnen vinden. Het schrift is hier een aangepaste versie van Cyrillisch óf aangepast Arabisch en met heel veel geluk staat er 'gewoon' Romeins op de borden. Voor ons is hier echt niets van te maken.
In Hissar bezochten we de resten van een door de Russen verwoest fort. Alleen de torens bij de toegangspoort waren nog origineel, de rest werd herbouwd. Wat al af was, zag er redelijk modern uit. En het was nog lang niet af. Maar voor 16 cent entree kun je natuurlijk niet veel verwachten. Tegenover het fort was ook een museum in een medressa. Vergeleken met alle medressa's die we tot nu toe gezien hadden, had deze de minste poespas, wat eigenlijk wel leuk was. En verder geen toerist te zien.
Terug in Dushanbe vonden we dat we toch iets meer van de stad moesten bekijken. We liepen over de lange lanen in de richting van de hoogste vlaggenmast ter wereld (165 meter). Onderweg kwamen we langs statige gebouwen, grote standbeelden en een mooi, groot park om uiteindelijk neer te strijken bij Segafredo, voor, waarschijnlijk, de laatste kans op internet de komende 2 weken. Zittend op een terras aan de belangrijkste laan van de stad, Rudaki, was er ook nog leven in de brouwerij. De anders zo rustig ogende politieagent, stond vlak voor onze neus de hele straat schoon te blazen op zijn fluitje. Geen auto mocht blijven staan, geen voetganger mocht er oversteken. Alleen de bus mocht bij de halte stoppen. Vervolgens kwamen er 3 politieauto's voorbij razen met een heel peloton aan dure auto's in hun kielzog. Dit móest gewoon de president zijn die wij hier langs hebben zien/horen racen...
Gelukkig is ons beeld van Dushanbe door deze middag een stuk positiever geworden.
22 oktober - long, bad, but breathtaking road to Kalai-Khum
Genoeg stad voor ons, op naar de natuur! De Pamir Highway, 1-na-hoogste weg ter wereld, lag met smart op ons te wachten. Deze route gaat van Dushanbe (Tadzjikistan) naar Osh (Kirgizstan), dus voorlopig konden we onze lol op. Al vrij snel na vertrek vanuit Dushanbe begon de eerste klim; vanaf de pas hadden we prachtig uitzicht op het Nurek meer, waar zich ook de hoogste dam ter wereld moet bevinden, maar onze route ging daar niet langs.
Een mooie onderbreking was het fort van Hulbuk met museum. Een enthousiaste gids was blij toeristen te zien en te kunnen uitleggen wat hier opgegraven was. In het Russisch wel te verstaan, met hier en daar wat Engelse woorden. 1.000 maal excuses dat we elkaar niet beter konden begrijpen, want hij was er helemaal vol van. Aangezien onze Russische woordenschat inmiddels 4 woorden rijk is, zou het kunnen zijn dat het volgende niet helemaal op juistheid is gebaseerd, maar dit is wat wij ervan begrepen hebben (in Lonely Planet wordt hieraan geen aandacht besteed).
Ergens in de 9e tot 11e eeuw werd het fort gebouwd, omheind met 3 muren en beveiligd door 3 zware deuren. Maar dat mocht niet voorkomen dat het zowel door de Arabieren als Turken veroverd is geweest. In beter tijden was het fort een goede gastheer voor zowel Chinezen als Europeanen, die onderweg op de lange zijderoute wel wat vertier konden gebruiken. Rijkdom in overvloed in Hulbuk, vooral door de winning van biljoenen kilo's aan 3 verschillende soorten zout. In het fort waren vertrekken waar gedronken en muziek gemaakt werd. De gids vond het tijd voor een toneelspel. Sven mocht plaatsnemen op een doekje op een steen in de overblijfselen van de kamer waar de Chinezen en Europeanen vroeger heerlijk aan de wodka zaten. 'Begrijp je?' Ja, dat zagen we zo voor ons. Totaal onbegrijpelijk vonden we dat Marijke vanuit een ander kamertje slechts mocht toekijken.
Na de man uitvoerig bedankt te hebben voor alle moeite die hij deed, gingen we verder op pad. Een stevige lunch in Kulob konden we goed gebruiken voor het tweede gedeelte van de rit, want de eerste tientallen kilometers waren zó enorm slecht; soms was het eigenlijk geen weg te noemen. We hadden meer het idee dat we op de bodem van een opgedroogde rivierbedding terecht waren gekomen. En steeds weer waren we verbaasd dat ook zware trucks deze route kozen. Dit kon toch niet waar zijn; de breedte van de weg en de niveauverschillen op sommige stukken lieten dat gewoon niet toe. Maar dus toch. Het was dan ook niet zo raar dat we regelmatig truckers met panne langs de kant zagen staan. Wij waren maar al te blij dat Djirgan bij de autohandelaar overgehaald was om een 4x4 te kopen. Na een tijdje schudden, kwamen we bij de Pyanj Rivier. Slechts deze rivier scheidde ons van Afghanistan en op sommige plekken waren we er minder dan 50 meter vanaf. Om de rivier over te steken was een gezonde portie avontuur echter wel nodig, want de rivier was gevaarlijk wild. Bovendien schijnen hier en daar nog wat verdwaalde mijnen rond te dwalen. Vandaag besloten we dan ook maar aan Tadzjiekse kant te blijven. We volgden de rivier een kleine 200 km om aan het eind van de middag aan te komen in het kleine dorpje Kalai-Khum. We moeten hier al aardig op hoogte komen, want we lopen te hijgen als twee oude besjes.
Het diner was in een soort schuur van iemand en we werden daar van alle kanten bekeken. Het handjevol toeristen dat hier normaal komt, is namelijk al verdwenen, aangezien de winter eraan komt. De meeste mensen vinden het leuk om ons gedag te zeggen, ook al spreken we elkaars taal niet.
23 oktober - Darkness in Poi Mazar
Vandaag vertrokken we naar de Vanj vallei. 180 km in 6,5 uur tijd, wat meteen een idee geeft van de staat van de weg erheen. We volgden de weg langs de rivier met aan de overkant Afghanistan en hier hadden we nog geen reden tot klagen. Maar bij Vanj gingen we een aftakking in en daar begon de ellende. De route zelf was leuk, dwars door kleine dorpjes en langs een stroompje. Dan weer reden we links van het water om een brug over te gaan en rechts van het stroompje verder te rijden. Het pad was breed genoeg voor 1 auto en eigenlijk te smal voor een vrachtwagen. Maar natuurlijk reden die er wel en helemaal lastig werd het als ze je tegemoet reden of als je ze moest inhalen. Het waren 3 seizoenen in 1 dag; zomer bij vertrek uit Kalai-Khum, herfst in de dorpjes, waar de bomen in 1 keer hun gele bladeren lieten vallen en winter op de wit uitgeslagen bergtoppen om ons heen.
Nadat we het zwaarste gedeelte van de route hadden gehad, waarbij we door het water en over keien moesten rijden, kwamen we aan in het dorp Poi Mazar. Dit plattelandsdorp was ons eerste oord waar wij in een homestay overnachtten. We kregen een kamer toegewezen waar wel 6 man kon slapen op de grond. We moesten wennen aan de nieuwe manier van verblijf. Het was even uitvinden hoe dit werkte. Stroom was er in ieder geval niet op het moment dat we er aankwamen. Pas toen het donker werd ging de generator aan en floepten er wat lampen aan. Zuinig aan doen met stroom de komende dagen! Maar wat een gastvrijheid! Je moet het maar leuk vinden om steeds vreemde mensen over de vloer te krijgen...
Er kwamen wat mannen een hapje mee-eten en ze stonden erop dat Sven bij hen aanschoof. De wodka was werkelijk overal, zelfs in de theepot en toen bleek dat er niet zo veel veranderd was sinds de 9e eeuw, zoals wij gisteren uitgelegd kregen. Marijke verdween na een uur maar naar bed...
24 oktober - Looking for a bear in Poi Mazar
Vandaag stond een trekking op het programma. Het was 12 km (3,5 uur) lopen tot de Fedchenko Gletsjer. Deze is 77 km lang en 5 km breed, dus moeilijk te missen. De natuur was prachtig, de stilte en leegte enorm. Op het pad stonden de pootafdrukken van een beer, waarvan er in dit gebied 10 schijnen te zitten. Meer dan afdrukken hebben we dan ook niet van de beer gezien, maar we hebben wel de hele weg naar 'm gezocht. De besneeuwde bergtoppen tot zo'n 6.500 meter hoog verdwenen de onheilspellende wolken in. Hoe hoog we zaten, wisten we ook niet precies, maar bergopwaarts kostte ons aardig wat moeite. Soms moesten we happen naar adem. Er leefden ook nauwelijks bomen, voornamelijk struiken. Qua temperatuur hebben we aardig wat in moeten leveren. Overdag is het rond de 15 graden, maar 's nachts zal het rond het vriespunt zijn. Het was een mooie wandeling waarmee we het grootste deel van de dag zoet zijn geweest.